Bekende middenstanders

Onderstaande artikelen zijn van de hand van Karin van Hoorn

Antilope – dé fietsenspeciaalzaak van Hilversum

WAAROM WORDT EEN ARTSENBEZOEKER EEN RIJWIELHANDELAAR? DOOR DE LIEFDE!

Het overkwam Denny van der Linden. Heel tevreden reed hij dagelijks van Hilversum naar Den Haag. Deze werknemer van de farmaceutische industrie kon de A12 wel dromen. “Daar was mijn werkterrein. Ik bezocht artsen en apothekers. Met de auto. Toen kwam Barbara op mijn pad. Zij werkte bij haar vader in de zaak, bij Hans Boos dus, eigenaar van Antilope, dé rijwielwinkel in Hilversum. En nu hebben wij de zaak overgenomen!”

Al vanaf 1938 staat er op de hoek Emmastraat-Koningsstraat in Hilversum een fietsenwinkel. Eerst was er alleen een kleine werkplaats, waar Nico Boos druk aan het werk was. Een vondst was natuurlijk de naam: Anti Lopen… Je haalt de “n” weg, bindt “lope” vast aan ‘Anti” en je hebt een prachtnaam voor een fietsenwinkel!

Koningstraat vanaf de Emmastraat. Met rechts nu antilope.

ONTWIKKELING

Nico Boos begint met het verkopen en repareren van fietsen. Zijn echtgenote doet de administratie. De werkplaats is er nog. Nog steeds op dezelfde plek. De winkel groeit. Nu zit Denny, in het kantoortje achter de toonbank, waakzaam in de gaten gehouden door een blonde labradoedel en vertelt: “Vroeger had je alleen fietsen met een terugtraprem.  Tegenwoordig is de keus enorm: rode sportfietsen, blauwe stadsfietsen, fietsen met bakken voor kinderen, fietsen om de hond mee te nemen, en, tegenwoordig, e-bikes: elektrische fietsen. Opa begon in 1938, twee jaar later brak de oorlog uit en toen heeft opa zijn terugtrapfietsen weggemoffeld, anders zouden de Duitsers die meegenomen hebben.”

Nico en zijn vrouw kregen zonen en dochters, maar alleen zoon Hans wilde de winkel overnemen. Hij ging naar de autoschool in Driebergen, om de techniek van de fietsen te leren! Er was immers geen fietsschool. Ook de commerciële kant van het bedrijf leerde Hans op de I.V.A. (Instituut voor de Autohandel). Ook bij deze generatie werkte de echtgenote mee: Hans de winkel en werkplaats, echtgenote de administratie.. En, tot geluk van het gezin, zag dochter Barbara ook brood in die administratieve kant. De computer had inmiddels zijn intrede gedaan en Barbara kon daar goed mee overweg. En zij vond Denny!

E-bikes

Van de A12 naar de Koningsstraat, dat is best een verandering. “Ja, zeker, maar ik ben eerst op zaterdagen in de winkel gaan helpen”, vertelt Denny. “Mijn meisje was hier dan toch ook, dus het leek mij wel leuk om er dan ook te zijn. Ik hielp zo’n beetje met het verkopen. Dat is ook wat ik het allerleukste vind: goed luisteren wat mensen willen en zo goed mogelijk aan hun wensen voldoen.”

Denny heeft een verkopershart. Je ziet hem enthousiast worden als hij over de winkel praat. “Fietsen is heel toekomstgericht is, is duurzaam, en maakt mensen blij. De laatste jaren verkopen we vooral e-bikes. Mensen worden daar vrolijk van, ze zijn veel mobieler op zo’n e-bike. Je bent veel vaker buiten, je vergroot je actieradius enorm, en je bent echt vrij….”

De wat mindere kant (“maar het hoort er gewoon bij”) is de administratie. Dat is de laatste tijd veel groter en ingewikkelder geworden. “Communicatie, hè…er is veel meer e-mail, mensen willen snel antwoorden, liefst nog meteen na hun mailtje. En we hebben natuurlijk ook de webshops. Twee hebben we er. Daar is nu een specialist voor, één iemand die zich alleen daarmee bezighoudt.”

“Racefietsen en mountainbikes, prima, maar ik hou meer van toerfietsen en e-bikes. We bewegen mee met wat er is, en wat de vraag is. Daar verdiep je je in. En ik kan wel fietsen repareren, ja, allicht, dat heb ik vaak gedaan, maar mijn sterke kant is juist de verkoop. We hebben nu een mannetje of zeven, acht, in de winkel, nou, en ik zorg voor de in- en verkoop, voor de marketing, ik vind het leuk om een nette winkel te hebben, en het is fijn als mensen met een goed gevoel komen en met een goed gevoel weer weggaan.”

DROOM

Heeft de fietsenwinkelier zelf ook een fiets?

“Ja natuurlijk, wat dacht je dan. Onze zonen van 16 en 13 hebben ook een e-bike. Brommers en scooters zijn uit. Zij vragen er niet om. Nee, een helm hoeft niet verplicht te worden, maar je moet verstandig omgaan met ‘n e-bike. Automobilisten moeten er ook rekening mee houden, dat z’n elektrische fiets er ineens is. En, sorry dat ik het zeg, oudere mensen lijden af en toe wel een beetje aan zelfoverschatting….begrijpelijk hoor, want je zit op zo’n fiets met ondersteuning, je voelt je stoer, lekker, fit, vrolijk, en fietste je vroeger een rondje van 20 kilometer, nu draai je je hand niet om voor een rondje van 50 kilometer. Maar denk erom! Je moet wel vlieguren maken. Oefenen!”

“De Nederlandse fiets-infrastructuur is de beste van de wereld, dat durf ik heus wel te zeggen.” Hij zegt het gedecideerd. “Fietsen is veilig, duurzaam, en je merkt ook dat in heel Europa veel meer gefietst wordt. Als ik met mijn kinderen in Barcelona ben, of Berlijn, dan is het eerste wat ik doe: fiets huren. En ik droom er van met onze kinderen een fietsvakantie te doen. Avontuurlijk. Spannend. Dat wil ik graag nog eens doen. En of onze zonen of onze dochter van 10 ooit de zaak zullen overnemen, geen idee!”

Tijdens corona heeft Ineke dit filmpje van Denny in de winkel gemaakt.

Antilope nu

LANGHOUT’s DIERENSPECIAALZAAK

Je zal maar een jonge jongen zijn en tijdens de Tweede Wereldoorlog moeten onderduiken. En dan, als je weer vrij bent, naar Nederlands-Indië gestuurd worden om te vechten. Hoe kom je dan terug in Nederland. PTTS was in die tijd nog niet bekend. Gelukkig kan je een veteranensubsidie krijgen van de Nederlandse Overheid. Je praat niet meer over die afschuwelijke tijd, maar gaat aan de slag. Je vader en twee broers hebben een dierenwinkel in Hilversum, aan de Kleine Drift, en jij huurt, samen met je vrouw, een pand aan de Hilvertsweg, en start in 1950 je eigen Dierenwinkel met verkoop van zaden en granen. Langzaam werd er uitgebreid met onder andere de verkoop van tropische vogels en papegaaien. LANGHOUT, zet je trots op de etalage. LANGHOUT’s DIERENSPECIAALZAAK.

1950 – Hilvertsweg 115 – nu

Ministerie Economische Zaken
Koopacte 1950

Achter in de lange, volgepakte winkel, is een kleine ruimte, waar Marc en Arthur Figge, nazaten van Theo en Jos Langhout, hun administratie doen, hun nieuwe ideeën uitwerken, koffie drinken, foto-albums en ander historisch materiaal bewaren, waar ze verdwaalde gasten ontvangen en wat vroeger het quarantaine-hok was. “Ik ben hierboven geboren” wijst Marc.

Marc, vader Harry en Arthur

Marc doet het woord, Arthur staat in de winkel. Hij helpt de af- en aanlopende klanten. “Pak kattengrit. Een speeltje. Een mand. Een vestje omdat het buiten koud is voor tropische honden. Een adviesje.”

“Mijn overgrootvader is aan de Kleine Drift begonnen met bollen, zaden en ander voer”. Marc heeft zich verdiept in de familiegeschiedenis. “Overgrootvader stond er met twee zonen, de derde zoon, mijn opa is hier aan de Hilvertsweg, na de oorlog, begonnen met bloembollen en guppies. Hij is echt een self-made man, want hij had toen nog geen idee wat voor zaad bijvoorbeeld kanaries nodig hadden. Die voeding heeft hij zelf samengesteld, door veel lezen, rondkijken en vragen. In die tijd hadden veel mensen een volière, en zo hielpen ze elkaar, de klanten en de winkelier”.

Opa Theo en oma jos

Na de oorlog trok de economie aan, mensen konden meer besteden, en de dierenwinkel breidde uit: tropische zangvogels, grijze roodstaartpapegaaien, knaagdieren, en later, in de zeventiger en tachtiger jaren, kwamen er tropische en zoutwatervissen bij. Opa vergrootte zijn handelskennis en kon steeds beter, door even wat blazen in het gevederte, zien, wat een pop (vrouwtjeskanarie) was, en wat een man.  Mannetjes leverden meer op omdat ze zingen!. Soms stonden de kanarie-liefhebbers in de rij, tot aan de overkant van de straat!

De stellingen in de winkel moesten ook groter worden, want waren er in die beginjaren maar twee soorten hondenvoer en kattengrit, tegenwoordig zijn de soorten nauwelijks meer aan te slepen. Was een hond toen al tevreden met een bot, nu krijgt een dierenliefhebber keuzestress door de verscheidenheid aan speeltjes.

VADER FIGGE

Vader Harry Figge was een buurjongen die Langhout graag hielp. Waar andere jongens voetbalden op straat, was vader Figge altijd in de dierenwinkel te vinden. En toen daar een dochter Langhout ook kwam helpen, was het al gauw duidelijk dat de firma Langhout bestaansrecht had. Sinds 2000 is de zaak van de familie Figge.

Zoon Marc deed al gauw mee, kreeg zelfs de verantwoordelijkheid over een tweede zaak, in de toenmalige Langestraat-passage. “Dat vond ik geweldig! Die vrijheid. Het ondernemen, het handelen. Niemand die mij zei: “dit moet je doen”. Gelukkig maar, want dan zou ik recalcitrant geworden zijn.”

Hij voelde zich als een vis in het water, maar de toekomst schreed voort. De Langestraat werd een éénrichtingsweg, er kwam een parkeergarage ondergronds, en de klantenloop stagneerde. Gelukkig was er plaats in de zaak aan de Hilvertsweg, zodat Marc daar terecht kon, samen met zijn vader. Later kwam broer Arthur ook in de zaak.

Die twee broers runnen nu samen Langhout’s Dierenspeciaalzaak. Vader is inmiddels gepensioneerd. Er is een duidelijke taakverdeling: Arthur houdt de boekhouding in de gaten en de internetzaken, Marc doet de handel, de inkoop en de publiciteit. Ze lezen veel over dieren en wat daarmee samenhangt, volgen cursussen, en weten heel goed dat klanten houden van klantvriendelijke service. Dat staat dan ook hoog in het vaandel.

VERANDERING

Er is in de loop van de ruim 73 jaar natuurlijk veel veranderd. Bloembollen en zaden, vogels en vissen, honden en katten, er werd van alles verkocht. In de zaak veel aquaria, kooitjes en quarantainehokken voor de tropische dieren. Alle levende have is nu weg. “Zoveel regels waaraan je moet voldoen. Prima hoor en zeker belangrijk”, zegt Marc, “maar nauwelijks nog bij te houden. Nu verkopen we vooral voer en zo. En, we hebben een extra etalage: de webshop. Ja, je moet wel, en het is ook leuk. We zien dat ons klantenbestand interlokaal wordt. Wij hebben nu ook klanten uit bijvoorbeeld Groningen.”

“We bestaan nu 73 jaar als familiebedrijf. Zouden we de honderd volmaken? Dat is nog 27 jaar. Dan ben ik 71, wil ik dan nog wel werken?” De oudste van Arthur is 11, Marc’s oudste is 6. Geen idee of die de zaak zullen overnemen.

Er lopen steeds mensen binnen, ze kopen hondenvoer, kattenspeeltjes, dikke jasjes voor kouwelijke hondjes, manden, kattengrit, en nog veel meer …dus: voorlopig zit Langhout nog wel goed. Op naar de honderd jaar!


WONINGINRICHTING GREEVE, KERKSTRAAT 24-30

Weet u het nog? Afgelopen zomer, Oppepper, fotopuzzel? “Het raadsel van de Kerkstraat.” Drie weken lang liet de Oppepper panden zien aan de Kerkstraat 76/78 en 80/82. Volgens de overlevering waren de panden 76/78 modelkamers van Woninginrichting Greeve. Het begon allemaal op de Kerkstraat 26.

“Mijn opa begon daar in 1887 een winkel: raam links, raam rechts, deur in het midden. Achter het linkerraam vulde opa matrassen die hij op handkarren naar de klanten bracht. Achter het rechterraam verkocht mijn oma gordijnstoffen.”

Aan het woord is André Greeve, geboren in 1931, jonger broertje van Harry Greeve. Grootvader Greeve (1852) was de eerste Greeve-telg die zich met manufacturen bezig hield. Daarvóór waren de Greeves/Grevens  blikslagers, grondeigenaren en jagers (zie het familiewapen dat o.m. uit drie jachthoorns bestaat}. Harry begon de winkel in 1887 die later, onder de bezielende leiding van Ger Greeve en Niek Kuijer, echtgenoot van  zus Greeve, uitgroeide tot een prachtig bedrijf.  

Het familiewapen

WONINGINRICHTING GREEVE

De zaak in Hilversum, aan de Kerkstraat 26, werd uitgebreid naar Bussum, Nassaulaan. Het pand aan de Kerkstraat was groot: in de kelder, die daarvoor speciaal was gegraven, werd vloerbedekking verkocht. Op de begane grond moderne meubels en woonaccessoires, klassieke meubels vond je op de eerste verdieping en op de tweede etage waren de bedden en het atelier! Centre Classique, de zaak in het duurdere segment, was te vinden in een van de villa’s aan de ’s Gravelandse weg. En op het plein bij de Kerkstraat ontstond Roche Bobois, exclusief design. De latere directie legde zich ook toe op modelwoningen. “Dan zagen de mensen hoe een woning eruit kon zien.” Het bedrijf groeide en bloeide, er kwam een naaiatelier, er kwam een meubelmakerij. Op het hoogtepunt waren er vijfenzeventig mensen in dienst. Nadat de zaak verkocht was aan de firma Zandbergen maakte een allesvernietigende brand een eind aan het tijdperk Greeve.

HERINNERINGEN

André Greeve woont nu in een privé-verzorgingshuis in Hilversum, omringd door tastbare en ontastbare herinneringen: heel veel autootjes en evenzoveel foto’s. Een kastje, dat gemaakt is in het meubelatelier. Het wapen van de Greeve’s. Foto’s van vader en moeder.

André is een gulle verteller en tijdens het gesprek bewandelen we veel bloemrijke zijpaden. Af en toe struikelen we over katholieke opmerkingen als “bidden en biechten” en “hem zal veel vergeven worden omdat hij veel liefgehad”.  Hij vertelt over zijn leven dat zich  ontrolt als een spannende avonturenfilm.

DE ZAAK

Het was in die tijd de gewoonte, dat zonen de zaak van hun vader overnamen. Daar werd niet over gediscussieerd. Dat gebeurde gewoon. “Maar je was niet meteen directeur, hoor, we moesten eerst stage lopen”

Hij vertelt over de stages die hij liep in Nederland en in het buitenland: “Om de taal te leren. Mijn broer ging naar Wallonië en leerde er Frans. Ik ging naar Duitsland”.  En dan gaan zijn ogen glinsteren, en komt er een zeer charmante, onweerstaanbare jonge man tevoorschijn. “Ik ontmoette daar de dochter van een heel rijke meubelgigant. We verloofden ons en als verlovingscadeau kreeg ik een auto en een lap grond in Loosdrecht. Maar ja, de verloving werd verbroken en ik heb de auto en het stuk grond teruggegeven.”

André leert het vak van meubelverkoper in de praktijk. De inkoop was voornamelijk in handen van broer Harry. “Ik had andere taken. Ik had de zorg voor het wagenpark, bijvoorbeeld. En ik kon goed met klanten omgaan”. Hij knipoogt. “Ik durf best beweren, ik was de vlotte jongen. Daarom kon ik ook goed omgaan met klanten die klachten hadden. Dan ging ik naar ze toe, en begon te praten over hun hondje als ze dat hadden, en dan was de klacht al vrijwel over”.

Hij heeft nooit gedacht over een ander beroep. Het was vanzelfsprekend dat hij dit vak in zou gaan. Maar: “Ik ben ook zeeman geweest. Op de grote vaart. We brachten boeren-emigranten naar Canada. Ik was ook steward aan boord van De Oranje, daarmee gingen we naar Indonesië. Een geweldige tijd. Bandung. Gamelan.” Hij strooit met Maleise woorden.

Maar dan is het uit met de pret. In 1956 komt André toch echt in de zaak. Hij vervult functies die goed bij hem passen:

  1. Het wagenpark controleren. Hij is dol op auto’s. “We hadden zeventien auto’s: voor elk vak een auto: een auto voor de maatnemers, een auto voor de stoffeerders…” André hield van auto’s, was ook voorzitter van de Regionale Automobielclub, die tulpenralley’s organiseerde. “Ja, dat was hobby. Het werk was noodzaak”.
  2. De klanten informeren.

“We hadden goed contact met de makelaars in Hilversum. Die wisten van mensen die hier een huis kochten. Dan kreeg ik hun namen door en schreef ze een brief. Of ze misschien advies nodig hadden bij het inrichten van hun huis.

  • De klanten doorsturen

Door zijn mensenkennis voelde André aan dat sommige mensen de meubels op de Kerkstraat wat gewoon vonden. “Nou, dan ging ik naar ze toe, en zei dat er nog wel een andere zaak was: Centre Classique, of  Roche Bobois en dat ze daar misschien wèl zouden kunnen vinden waar ze echt enthousiast van werden. Dat waren ook zaken van Greeve, maar dan een net iets duurder segment.”

Greeve asbak bij gelegenheid van 70 jaar bestaan

HUMOR

Katholiek. Ja, dat waren en zijn de Greeve’s. “We hadden twee bisschoppen in de familie, Mgr. Van Lierde en Mgr. Nierman,  en ik ben misdienaar geweest. Pastoor Dresmé van de Vitusparochie komt hier vaak. Laatst kreeg ik de laatste sacramenten. Ik moest mijn zonden vertellen. Ik raakte niet uitgepraat.”